Hoe realiseren we de transitie in het landelijk gebied? Agrarische collectieven spelen een onmisbare rol bij het beantwoorden van deze belangrijke, maar moeilijke, vraag.
Geschreven door Irene van Dorp en Keimpe Wieringa
Er moet veel gebeuren in Nederland: waterkwaliteit moet omhoog, we moeten ons voorbereiden op klimaatverandering én de landbouw moet verduurzamen. De landbouwsector is zich hiervan bewust en wil ook stappen zetten. De sector vraagt de politiek om perspectief, maar die vindt dat lastig om te geven. En de markt helpt ook niet echt mee. Ondertussen gebeuren er in de praktijk wel mooie dingen. Een deel van de landbouwsector steekt haar nek uit om in rap tempo natuur en landschap te versterken en bedrijven te verduurzamen, aangemoedigd en ondersteund door de overheid. Wat brengt hen in beweging?
Collectief
In 2016 werd een nieuw systeem in het leven geroepen door het ministerie en de provincies: het collectieve stelsel van agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb), als onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Dit verving het oude stelsel, dat inefficiënt (hoge uitvoeringskosten) en ineffectief (geen biodiversiteitswinst) was. In het nieuwe stelsel kregen agrarische collectieven een centrale rol. Zelfsturing is leidend en boeren doen vrijwillig mee. En wat blijkt? Dat werkt! Lage kosten, meer winst voor natuur en landschap en veel animo bij boeren om mee te doen. Er zijn zelfs wachtlijsten.
Grotere rol
Mede vanwege dit succes kwam de vraag van de collectieven of zij geen grotere rol zouden kunnen vervullen bij het realiseren van de opgaven voor klimaat, water en biodiversiteit in het landelijk gebied. Het Rijk en provincies vroegen ons om dit te onderzoeken. We interviewden vertegenwoordigers van het ministerie van LNV, provincies, agrarische collectieven en BoerenNatuur. We organiseerden workshops, maakten een SWOT-analyse en werkten een aantal toekomstscenario’s uit. De conclusies verwerkten we in ons advies.
Trots
We mogen in Nederland trots zijn op het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, dat agrarische collectieven voor een belangrijk deel uitvoeren. De positie van de collectieven, naast boer en overheid, is bijzonder. Zeker wanneer je bedenkt dat ze door beide partijen gewaardeerd worden. In deze tijd van wantrouwen tussen boeren en de overheid mag dat vaker hardop worden gezegd.
Zorgpunten
Het stelsel, met veertig agrarische collectieven in Nederland, is uniek en relatief jong. Hoewel het slagvaardig is, zijn er ook zorgen. Zo worden beheercontracten voor een periode van zes jaar afgesloten, terwijl een boer een langere horizon nodig heeft om de bedrijfsvoering hierop aan te passen. Daarnaast zijn sommige collectieven te klein voor hun taak. Daarom is opschaling en professionalisering nodig. Kennis over het stelsel en capaciteit bij de overheden schiet echter tekort. Men blijft daardoor hangen in ‘pleisters plakken’ en is niet in staat om uitvoeringsproblemen structureel op te lossen. Wat ons betreft is de eerste prioriteit het versterken van de uitvoering van het ANLb, zowel voor de collectieven als overheden door bijvoorbeeld de financiering structureel te regelen. Dat is de kerntaak.
Opschaling
Dat neemt niet weg dat agrarische collectieven een grotere rol kunnen vervullen in het transitievraagstuk. In het kabinet, en in het niet-afgesloten Landbouwakkoord, liggen plannen om het budget voor onder andere ANLb te verdubbelen of zelfs te verdrievoudigen. Het collectieve stelsel is bij uitstek geschikt om deze uitdaging op te pakken.
Met de agrarische collectieven heeft de overheid goud in handen. Ze mag dit meer beseffen en er naar handelen. Collectieven zijn de dragers van de transitie van het landelijk gebied.
Download de eindrapportage Toekomstige rol voor agrarische collectieven in het landelijk gebied (pdf)